‘Deze patiënt is een echte liefhebber van muziek. Hij heeft wel 6000 cd’s in de kast staan thuis. Dus hij wil graag dat je komt.’ De verpleegkundige die met mij meeloopt voert onbewust de druk wat op om iets bijzonders te spelen.
‘Wat je ook moet weten’ vervolgt zij haar verhaal ‘is dat deze patiënt door zijn ziekte met enorme temperatuurschommelingen te kampen heeft. Zonder kleren of pyjama aan ligt hij daarom óp zijn dekens om zijn warmte kwijt te kunnen.’
Ik speel de traditional ‘The water is Wide’ in een uitvoering van James Taylor met een verfijnde gitaarpartij die ik zorgvuldig ingestudeerd heb. Halverwege begint de man onverwacht mee te neuriën. Dat gaat steeds harder, zodat onze stemmen elkaar vinden. Publieksparticipatie is altijd een gunstig teken. En in dit geval al helemaal.
De vraag dringt zich op wat ik hierna moet spelen voor deze muziekkenner. Lang nadenken of de vraag stellen kan ik niet, want na het liedje stelt de patiënt mij zelf al een vraag: ‘ken je André Hazes?’ Ik moet bekennen dat ik het nooit speel. Maar improviseren lukt wel. ‘Geef mij je angst’ blijkt zijn lievelingsnummer, dus dat zet ik in. De patiënt, die al wat geoefend had met neuriën, begint het eerste refrein direct mee te zingen. En zijn tekst komt er beter uit dan bij mij, nog afgezien van het mondkapje dat ik draag. De patiënt zingt gaandeweg steeds enthousiaster mee en kijkt mij betekenisvol aan. Zijn wijsvinger wiegt mee op de maat. In de stand van zijn vingers meen ik de greep rond het glas bier te herkennen dat zo goed smaakt bij een echt Hazes-nummer. De patiënt lijkt iets te willen inhalen dat hij lang heeft moet missen. Een paar dagen later blijkt hij niet de enige te zijn.
Ik hang wat voor de t.v. en zie twee zangers aan een talkshowtafel bij Beau van Ervendoorns. Het zijn Jeroen van der Boom en André Hazes Junior die herinneringen ophalen aan leven en werk van wijlen André Hazes. De talkshow gaat over een meezingspektakel waarbij duizenden Hazesfans straks weer luidkeels ‘Geef me je angst’ mogen meebrullen. ‘Ja ik kijk er zo naar uit jongens’ roept Beau, die zijn enthousiasme nauwelijks kan bedwingen. Ik zie hem denken: wanneer kán dit weer? En ik gniffel in mezelf: twee dagen geleden Beau, op de IC. Met mondkapje op.